Hoe gaat het met U?
Ja, je ziet het goed: ‘U’ met een hoofdletter.
Op maandagmorgen 7 oktober rond kwart over tien rijd ik in de auto op weg naar iemand uit onze kerkelijke gemeente, NPO radio 1 staat, zoals altijd, aan. Ik val midden in een terugblik op een BNN-VARA-t.v.programma van de avond ervoor, waarin Andries Knevel te gast was. Laat ik daar nou een klein stukje van gezien hebben, maar ik ergerde mij eraan en ben snel naar iets anders gezapt. Aan de studio-gast wordt gevraagd: “als jij God in je programma had, wat zou je hem vragen?” Zijn antwoord: "Ik zou aan God vragen: ‘hoe gaat het met U? Uw beweging is nu 2 millennia aan de gang’. Zoals je dat aan een coach in de rust van de wedstrijd vraagt”.
Dit antwoord is vrij serieus bedoeld, al klinkt het mij wel wat vreemd in de oren.
Ogenblikkelijk kwamen er onderweg allerlei gedachten in mij naar boven, die ik later die dag thuis wat geordend heb (en wat notities gemaakt).
Als ik dit schrijf, word ik er verdrietig bij. Wat is er ongelooflijk veel fout gegaan en fout gedaan in de kerk en door kerkmensen. Wat moet Gods geduld eindeloos groot zijn met ons! Nee, ik kan en wil en durf God niet te vragen: ‘hoe gaat het met U?’ Maar als Hij met het oog op deze dingen míj zou vragen ‘hoe gaat het met je?’, dan zou ik het hoofd buigen en plaatsvervangend om vergeving bidden: “Heer, wees ons toch genadig”. En in één adem zou ik er aan toevoegen: “Dank U, Heer Jezus, dat U ook voor onze kerkelijke zonden uw leven gaf om die te bedekken en te verzoenen”.
En als jij betrokken bent bij een kerk - hoe God zou kijken naar de recente geschiedenis van jouw kerk? Ik kan beter vragen: hoe ervaar jij jouw kerk? Wat daar gebeurt en hoe mensen met elkaar omgaan? Als je een thermometer steekt in jouw kerk, hoe voelt dat dan aan? Behaaglijk warm? Kil en koud? Of nadert 'ie het kookpunt? Ik hoop het eerste.
Ik voel mezelf geconfronteerd met ernstige vragen. Eén dringt zich vooral bij mij op: Laten wij (daarmee bedoel ik: actieve kerkmensen en enthousiaste volgelingen van Jezus, waartoe ik mezelf ook graag wil rekenen) de kerk / onze gemeente een stukje beter achter voor de volgende generatie of juist niet? Kunnen onze kleinkinderen trots zijn op hun grootouders om wat die gedaan hebben voor de op- en uitbouw van de kerk en hun gemeente?
Misschien vind je mij somber en pessimistisch. Nou, dat ben ik niet. Ik probeer wel realistisch te zijn. En de realiteit is nou eenmaal niet altijd om vrolijk van te worden.
Ik zie wel degelijk lichtpuntjes; dit blog valt niet voor niets onder de categorie ‘lichtjes’. Ik zie enthousiasme bij mensen, hartelijkheid en gastvrijheid, zorg voor en omzien naar gemeenteleden die het moeilijk hebben, uitingen van geloof en vertrouwen op de Heer, mensen die geraakt zijn door wat er in een kerkdienst gebeurd is. De kracht zit ‘m niet in grote dingen, maar schuilt in de kleine dingen.
Ik zie vooral licht als ik naar God luister en in de Bijbel beloften vind van onschatbare waarde. Daar zou ik nog pagina's mee vol kunnen schrijven. Dat doe ik hier niet. Eén woord van Jezus is voldoende en geeft mij een ruime hoeveelheid hoop om mijn eventuele somberheid over de toekomst te doen verbleken. "Ik zal mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet (kunnen) overweldigen". De geschiedenis van de kerk is daar één groot bewijs van. Dat is een lichtje in het donker. Nee, Híj is het Licht, de levende Heer en Verlosser. Ik trek me op aan Zijn woorden. Ooit heeft Hij gezegd: "wie Mij volgt, loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft" (Johannes 8:12). Dat neem ik graag ter harte als een belofte voor de kerk, voor de gemeenten waar ik mag leven en werken, en voor mijn eigen leven.
En dat alles naar aanleiding van 2½ minuut radio. Het vervolg van het programma hoorde ik niet eens meer, zó was ik in gedachten verzonken.