Genesis 15
7 Ook zei de HEER tegen hem (= Abram): ‘Ik ben de HEER, die jou heeft weggeleid uit Ur, uit het land van de Chaldeeën, om je dit land in bezit te geven'. 8 ‘HEER, mijn God', antwoordde Abram, ‘hoe kan ik er zeker van zijn dat ik het in bezit zal krijgen?’ 9 ‘Haal een driejarige koe', zei de HEER, ‘een driejarige geit, een driejarige ram, een tortelduif en een jonge gewone duif'. 10 Abram haalde al deze dieren, sneed ze middendoor en legde de twee helften van elk dier tegenover elkaar. Alleen de vogels sneed hij niet door. 11 Er kwamen gieren op de kadavers af, maar Abram joeg ze weg. (.....)
17 Toen de zon ondergegaan was en het helemaal donker was geworden, was daar plotseling een oven waar rook uit kwam, en een brandende fakkel die tussen de dierhelften door ging. 18 Die dag sloot de HEER een verbond met Abram.
Maleachi 3
1 Let op, Ik zal mijn bode zenden; hij zal de weg voor mij effenen. Opeens zal hij naar zijn tempel komen, de Heer naar wie jullie uitzien, de engel van het verbond naar wie jullie verlangen. Komen zal hij - zegt de HEER van de hemelse machten. (.....)
6 Ik, de HEER, ben niet veranderd, en jullie gedragen je nog altijd als nakomelingen van Jakob. 7 Jullie voorouders hielden zich al niet aan mijn geboden, en ook jullie doen dat niet. Keer terug naar Mij - zegt de HEER van de hemelse machten -, dan zal Ik naar jullie terugkeren. (.....)
11 Ik zal de sprinkhaan onschadelijk maken zodat hij de opbrengst van de aarde niet meer kan verwoesten, en de druiventros zal niet meer verdorren in de wijngaarden - zegt de HEER van de hemelse machten. 12 Alle volken zullen jullie gelukkig prijzen, want jullie zullen wonen in een heerlijk land - zegt de HEER van de hemelse machten.
Openbaring 22
1 Hij liet me een rivier zien met water dat leven geeft. De rivier was helder als kristal en ontsprong aan de troon van God en van het Lam. 2 In het midden van het plein van de stad en aan weerskanten van de rivier stond een levensboom, die twaalf vruchten gaf, elke maand zijn eigen vrucht. De bladeren van de boom brachten de volken genezing. 3 Er zal niets meer zijn waarop nog een vloek rust. De troon van God en van het Lam zal daar in de stad staan. Zijn dienaren zullen Hem vereren 4 en Hem met eigen ogen zien, en Zijn naam staat op hun voorhoofd. 5 Het zal er geen nacht meer zijn en het licht van een lamp of het licht van de zon hebben ze niet nodig, want God, de Heer, zal hun licht zijn. En zij zullen als koningen heersen tot in eeuwigheid.
6 Toen zei Hij tegen mij: ‘Wat hier gezegd is, is betrouwbaar en waar. De Heer, de God die profeten bezielt, heeft zijn engel gestuurd om aan Zijn dienaren te laten zien wat er binnenkort gebeuren moet'.
7 ‘Ik kom spoedig!’ Gelukkig is wie zich houdt aan de profetie van dit boek.