Roeping en passie
Het verhaal gaat dat ik in klas 5 van de lagere school (nu groep 7 basisschool) heb gezegd "ik wil zendeling worden". Ik was 10 en mijn vader vertelde mij dit later. Hij had het gehoord van de leerkracht en hij had erbij geglimlacht. Maar meester De Meijer had toen gezegd: "meneer Trommel, je weet het maar nooit".
Had hij een vooruitziende blik? Een soort van profetie? Was God toen al aan het werk? Dat weet ik niet goed, het zou zomaar kunnen. In ieder geval heb ik na de brugklas heel bewust gekozen voor Gymnasium A, tot verdriet van mijn wiskundeleraar die vond dat ik beter een B-pakket met exacte vakken had kunnen kiezen.
Na het gymnasium ging ik theologie studeren in Apeldoorn, ik was 18. Ik heb in die vijf studiejaren ontzettend veel geleerd. Vooral de verdieping in het Oude en Nieuwe Testament boeide mij. Maar ik had ook wel eens mijn twijfels over het nut van zo'n uitgebreide en ingewikkelde studie. Ik was in die jaren betrokken bij Youth for Christ en leidde een kring van jong-volwassenen. Ik voelde van binnen: "ik ben járen aan het studeren, maar om mij heen zijn mensen die Jezus niet kennen. Kan ik niet veel beter hén gaan opzoeken in plaats van met m'n neus in de boeken zitten?" Ik vertrouwde die twijfel toe aan onze dominee in Apeldoorn, een bekende van mij. Zijn antwoord was: "Johan, de discipelen van Jezus hebben ook een opleiding van 3 jaar gehad voordat ze eropuit gestuurd werden". Hij had gelijk en mijn twijfel verdween.
In 1981 verhuisden we van Apeldoorn naar Alblasserdam. Daar had ik een 60%-functie gekregen als pastoraal werker in een kleine gemeente. Ook die periode was heel leerzaam. Ik deed al het werk dat een dominee normaal gesproken doet, behalve kerkdiensten met doop of avondmaal. Ik was nog geen predikant en daarom mocht ik geen doop of avondmaal bedienen. Zo was dat toen, en zo is het op veel plaatsen nóg.
Na een jaar in Alblasserdam (het was zomer 1982) moest ik noodgedwongen aanvullend inkomen genereren. Dus solliciteerde ik naar een part time baan als godsdienstleraar. Ik werd in Lisse aangenomen. Ik had geen enkele opleiding didactische vaardigheden o.i.d. Maar wel de wens om me daarin te oefenen. Ik mocht van de directrice een driedaagse cuursus volgen omdat er een nieuwe methode voor godsdienst-onderwijs was gelanceerd. Sinds die cursus stelde ik mij tot doel (en had ik het verlangen) om de meiden aan wie ik les gaf (het was een huishoudschool, later LHNO - long time ago) te motiveren zélf na te denken over geloofskwesties. Ik kon ze natuurlijk geen geloof geven - dat mag in het onderwijs ook niet je doel zijn - maar wél stimuleren zélf een mening te vormen over de lesstof die aan de orde kwam. "Ik weet het niet" als antwoord op mijn vraag "waarom vind je dat of waarom denk je dat?" ging er bij mij niet in.
Na Alblasserdam kwam in 1985 de eerste gemeente als predikant: in Kornhorn, een klein dorpje net over de Fries-Groningse grens. Godsdienstonderwijs geven kon niet meer, daar was mijn werk veel te druk voor. Maar mijn passie van onderwijs-geven ging gewoon door: jongeren stimuleren zélf na te denken en zélf keuzes te maken. De catechisatieboekjes die in die tijd gebruikt werden, vonden twee collega's en ik heel saai en ouderwets. Met z'n drieën zijn we aan de slag gegaan en hebben in de loop van een paar jaar een compleet pakket catechisatiemateriaal geschreven.
Dit alles heeft eraan meegewerkt dat de passie om het evangelie te delen met mensen en jongeren te helpen in het maken van geloofskeuzes is ontstaan, gegroeid en nooit meer weggegaan. God is wel degelijk bezig geweest met mij - en nog steeds! Daar ben ik Hem dankbaar voor. Zendeling ben ik nooit geworden. Althans niet in verre landen. In Nederland heb ik wel degelijk een missie gevoeld. Het evangelie delen en hart voor jongeren - ik hoop dat ik die nog heel wat jaartjes in praktijk mag brengen. Ze zijn voor mij de twee kanten van één medaille.
Een gouden medaille!